Ja klopt. Ik schrijf ‘optocht’ en niet ‘Carnaval’ of ‘Vastelaovendj’. Want een echte vastelaovendj-vierder ben ik niet. Tenminste: ik ga niet drie dagen lang alle feesten of kroegen af. Ik beleef het vooral door te fotograferen. En dan met name de optochten.
Voor optochten heb ik wel een zwak. Dat komt zeker door het opgroeien met Vastelaovendj in Wieërt. Maar een optocht hoeft geen carnavalsoptocht te zijn. In 2016 heb ik de Parade in Brunssum eens bezocht. Gewoon, omdat ik dat nooit gedaan heb, terwijl ik toch een hele tijd in die regio heb gewoond. De Parade is een meerdaags, multicultureel festival met optredens van dans- en muziekgroepen uit de hele wereld. En alles komt samen in, juist ja, een optocht. Al komt dat festival, eens in de vier jaar in de zomer, wel degelijk voort uit carnaval. Of beter gezegd: geen carnaval in 1953 vanwege de watersnoodramp. Omdat er toch een feestje moest komen, werd dat de Parade, later dat jaar. En dat multiculti in de uithoek van Limburg hoeft je niet te verbazen. In de mijnen zaten veel gastarbeiders uit allerlei landen.
Maar goed: bij de start van zo’n optocht, heb ik dezelfde kriebels als bij de start van een carnavalsoptocht. Bij elke optocht vind ik het ook leuk om iets mee te pikken van de voorbereidingen. Het opstellen voor de start, de laatste werkzaamheden aan pakken of voertuigen. Het publiek dat verwachtingsvol een plaatsje zoekt. Dat soort dingen.
Dat laatste komt echt door carnaval. Mijn ouders waren lid van carnavalsvereniging De Lapswanze ‘59. Ze bouwden kleine tot middelgrote wagens en mijn vader was de schilder van het stel. Wij gingen regelmatig kijken naar de vorderingen en er was traditioneel een plakmiddag waar de kinderen van de vereniging de hele middag met papier en behangplak kunnen kliederen. (‘Pappe en naat hoaje’, als ik het correct spel). Ik heb ook wel eens wat fanatieker meegebouwd (leverde studiepunten op) en een paar keer de optocht meegelopen.
Ik ken daarom het gevoel. En dat geeft het kijken meer diepgang. Waardoor je het beter snapt en voelt en dat is weer goed voor de plaatjes.
En jarenlang zijn dat voor mij video-plaatjes. Door werk voor lokale en regionale omroepen ben ik regisseur of regie-assistent geweest bij de optochten in Valkenburg, Sittard, Kerkrade en Brunssum. Venlo ken ik alleen als toeschouwer en de optocht van Weert dus ook een beetje als bouwer en deelnemer. Maar het is geen probleem om te moeten ‘werken’ tijdens de optocht. Ik beschouw het niet eens echt als werk. Het voelt normaal. Je zou het zelfs een afwijking kunnen noemen. Want als ik niets kan doen, vind ik het minder leuk. Dat geldt ook voor bruiloften, concerten of andere feesten. Alleen stilzitten in een theater zonder camera gaat nog net.
Het heeft iets dubbels, of het nou gaat om foto’s of video. Om goede beelden te herkennen, moet je aanvoelen wat er gebeurd. Om de beelden te maken, moet je weer afstand nemen zodat je rationeel met je apparatuur om kan gaan en op je instellingen te letten. Bij een tv-registratie gaat dat zelfs heel ver, omdat je als regisseur heel veel dingen met je volle verstand moet doen en dat met een heel team. Foto’s maken is daarom relatief eenvoudig (ha, ha).
Toch heeft het even geduurd, voor ik mijn draai heb gevonden met optochten. Mijn stijl, beter gezegd. Tenminste: ik denk dat ik ‘m inmiddels wel heb.
Het lastige is, dat je te maken hebt met grote contrasten. Je hebt grote carnavalswagens met welhaast monumentale verhoudingen. Je zoekt naar vormen of composities zoals je ook doet met architectuur of landschappen. Bij grote groepen of andere acts die de ruimte nemen, moet je het ook ruim zien. Het verschil is alleen dat dit, in tegenstelling tot een gebouw, langs trekt. Je hebt niet zo veel tijd. Daardoor komt het vaak niet verder dan een adequate en ietwat afstandelijke registratie.
En aan de andere kant heb je het kleine. Close ups van optochtdeelnemers vooral. Dat is doorgaans expressiever en spreekt aan. Je neemt de afstand weg maar je doet daarmee vaak geen recht aan het geheel. De hele groep, de wagen, de act, etc.
Omdat ik ben opgegroeid met de optocht in Weert met veel grote(re) wagens, ben ik daar altijd wel op ingesteld geweest. Voor mij is de optocht pas begonnen als ik een grote wagen zie. Bij wijze van spreken. Mijn eerste kennismaking met de optocht van Venlo was dus wat apart….. Heel lang beteuterd staan wachten op de eerste grote wagen. Die zijn er wel, maar veel minder en naar het einde. Altijd wel een paar mooie, maar toch niet wat je gewend bent. Venlo heeft een optocht van groepen en mensen. Daarom durf ik het nu wel aan om enkel met de telelens langs de route te gaan staan en koppies te schieten.
Weert is en blijft anders. Moeilijker ook. Je moet zo nu en dan op de groothoek. En voor mijn huidige camera heb ik geen alles-in-een-lens met een groot zoombereik van groothoek naar tele. Die bestaan wel maar ten eerste zitten er allerlei compromissen aan zo’n ding en ik ben nu eenmaal een zeikerd geworden op dat punt. En ten tweede wordt ik lui van zo’n lens. Voor mijn D7000 (eerste spiegelreflex) had ik er wel een, maar steeds als je op pad gaat en moet kiezen welke lenzen mee gaan, kies je dan toch maar voor het gemak die universele lens. In plaats van een uitgesproken keuze te maken en jezelf te dwingen creatief om te gaan met een beperking. Om mij tegen mijn eigen gemakzucht te beschermen, heb ik zo’n ding daarom niet meer in het arsenaal.
Dus moet ik lenzen wisselen. Of toch maar, net als naar Deventer op Stelten of de Venloop, twee camera’s meenemen. Eén met de tele en één met normale reportagelens. Ik ben hevig aan het dubben. Zou op zich kunnen. Ik heb een piratenkostuum en Zwartbaard (historisch figuur, geen verzinsel) stond er om bekend dat hij een hele batterij pistolen om had hangen. Maar de rugzak die ik dan nodig heb, past voor geen meter bij het kostuum. Zeikerd, ik noemde het al.
Kortom, dat zijn de vastelaoves-voorbereidingen. Met toch een hele hoop voorpret. Al snappen de ‘vierders’ dat misschien weer niet.
Peter