Dat is het voordeel van fotografie: je hoeft nergens naartoe.
Beter gezegd: als je je ontwikkelt als fotograaf hoef je niet meer naar bijzondere plekken. Het is niet belangrijk waar je bent geweest, maar wat je hebt gezien. Wat jij hebt gezien. En ook hoe je het ziet.
Voorbeeld: ik betreed de bossen ten zuiden van de Groote Heide graag via de Leutherweg. Dat is geen bijzonder bos. Er ligt ook nog iets van leidingen onder de grond, en daarom liggen er in dat bos nog putten waar ze blijkbaar met zwaar materieel bij moeten kunnen. Veel ruimte namelijk. De eerste meters heb je geen smalle bospaadjes, maar groene snelwegen. Minder geschikt voor een pakkende overzichtsfoto derhalve. Maar als je zoekt naar details is het een leuke plek. Zeker als het een beetje mistig is. Juist door de ruimte geeft een laag najaarszonnetje met wat mist een mooi effect. Aan de foto zie je niet waar ik ben. Maar dat boeit niet.
Het is heerlijk bevrijdend om je dat te realiseren. Ik hoef echt nergens naartoe om foto’s te maken. Ik kan rondjes draaien in hetzelfde stukje bos en steeds anders kijken naar dezelfde plek.
En zo hoort het eigenlijk ook. Je moet de natuur niet alleen maar waarderen als het dramatisch gedrapeerd is op een glooiend landschap.
Dat zien van het meer abstracte plaatje hoort bij je ontwikkeling als fotograaf. Het is zelfs onvermijdelijk als je bewust werkt maakt van die ontwikkeling. Ik beschouw het dan ook niet als een bijkomstigheid van de corona-tijd. Je zou namelijk kunnen denken dat ik van de nood een deugd heb gemaakt, maar dat is niet zo. Het heeft ook te maken met de extra mogelijkheden van mijn Nikon Z. En die had ik immers al een jaar voor corona. Het is een natuurlijk groeiproces. Ik had het toch wel ontdekt.
À propos natuurlijk groeiproces
À propos corona
Apart dat we de herfst zo mooi vinden. In principe staan we ons te vergapen aan afstervend materiaal. De kleuren zijn mooi en het hele proces van de jaargetijden vinden we poëtisch. Maar toch hebben we zo’n moeite met de eigen sterfelijkheid.
Dat is de laatste maanden wel duidelijk geworden.
We doen alles om oud te worden op een kunstmatige manier. Niet gezond, niet gelukkig, maar oud. Liefst onsterfelijk. Ik hoorde van de week dat superrijken (denk Jeff Bezos etc) flink zouden willen investeren in bedrijven die je oud laten worden. 200 jaar, 300 jaar moet mogelijk zijn door technieken die je cellen zouden verjongen.
Volkomen belachelijk om daar geld aan uit te geven. Je cellen vernieuwen zich namelijk constant. Ik ben 50 jaar, maar heb in mijn hele lichaam geen cel die zo oud is. Het probleem van ouder worden is, dat we onze cellen niet de energie en de rust geven om dat hele vernieuwingsproces te doorlopen. Zou je dat wel doen, dan zou je een aanzienlijke leeftijd kunnen bereiken. Gezond leven, bedoel ik dus.
Ander probleem: als het goed is wordt je de hele tijd herbouwt volgens de patronen die zijn vastgelegd in je DNA. Dus wel vernieuwd, maar niet verbeterd. Hoeft op zich niet erg te zijn, als je omgeving verder niet veranderd, Mijn blueprint is gemaakt ruwweg twee jaar nadat we, als mensheid, voor het eerst op de maan zijn geweest. Mijn omgeving is dus wel een beetje veranderd sinds die tijd, geloof ik.
Dus geld uitgeven aan iets wat je lichaam toch al doet en dan ook nog eens verder moeten met een ontwerp dat nu al verouderd is? Als die superrijken dat echt als een hoger doel zien, zijn ze niet zo slim als we allemaal denken. Tegendeel eigenlijk.
Wil de mens eeuwig bestaan, dan moeten mensen niet eeuwig willen bestaan. De mens is door de eeuwen genetisch veranderd, maar die veranderingen komen er alleen via nieuwe aanwas. Oud worden als individu is nuttig om kennis over te kunnen dragen aan de nieuwe aanwas.
Ik denk dat we ons dat stiekem wel realiseren. Daarom vinden we de herfst en die cyclus van de seizoenen zo mooi. Want op een fundamenteel niveau zijn we daarmee verbonden.
Maar volgens mij doen we desondanks met zijn allen op dit moment precies dat wat we niet moeten doen.
Nergens naartoe.
Peter