Het kan verkeren. In mijn eerste bericht op deze blog ben ik meteen maar in gegaan op de vraag hoe het kan dat ik, met mijn slechte ogen, vrij behoorlijk kan fotograferen. Vroeg of laat komt die vraag altijd wel een keer langs dus dan heb ik het qua blog meteen maar gehad.
En nu betrap ik mezelf er op dat ik alweer drie, vier keer op pad ben geweest met mijn ‘hoofdcamera’ zonder de autofocus te gebruiken. Ik ben gewoon vrolijk met de hand aan het scherpstellen.
En met ‘vrolijk’ bedoel ik ook ‘vrolijk’. Het is namelijk een stuk rustiger dan steeds op het AF-on knopje te moeten drukken. En de batterij houdt het langer vol als ‘ie niet steeds het autofocus-motortje in de lens hoeft te voeden.
Het heeft er alles mee te maken dat ik alweer een paar
maanden een nieuwe ‘hoofdcamera’ heb. Geen spiegelreflex, maar een
systeemcamera. En als je bij een systeemcamera de zoeker gebruikt, kijk je niet
meer live door de lens, maar naar een mini-monitor. En dat betekent:
hulpmiddelen!
Ik kan vergroten en verkleinen in de zoeker en als iets scherp is, verschijnen
er gekleurde lijnen. Voor die gekleurde lijnen kan je zelf een contrasterend
kleurtje kiezen. Duidelijker kan niet.
Voor landschappen en dergelijke is dat ideaal. Je wil dan zoveel mogelijk scherp in beeld. Dus als ik veel gekleurde lijnen zie is het goed. Eigenlijk veel meer controle dan met autofocus.
Volgende week kan ik weer los op de Venloop en dat doe ik gewoon met de spiegelreflex en autofocus. Met de hand is dat niet bij te houden (voor niemand niet) en de autofocus van mijn systeemcamera is daar niet snel genoeg voor. Zeggen tenminste bijna alle recensies. Maar ik ben niet van plan om daar achter te komen, want de bestanden zijn me ook te groot qua mb’s. Da’s lastig verwerken als je heel veel foto’s maakt. Hoe dan ook: scherpstellen bij sport en dergelijke is ook geen kwestie van zien, maar van je camera kennen. Je hebt geen tijd om te zien of iets scherp is: je moet vertrouwen op de techniek.
Waarmee ik maar wil zeggen: dankzij de moderne techniek is ‘dat van die ogen’ eigenlijk zo langzamerhand een non-issue aan het worden. Ik heb er veel meer last van dat ik niet zelfstandig met een autootje op elk gewenst tijdstip naar een fotogenieke plek kan rijden. Maar fototechnisch? Pfff… niets aan de hand.
Dat ik nu met de hand loop scherp te stellen, had ik niet durven dromen toen ik in 2012 mijn eerste digitale spiegelreflex kocht. Maar ik had wel in de gaten dat er een gemeen addertje onder het gras zit voor slechtziende fotografen. Het lijkt onlogisch, maar je bent als slechtziende het beste af als je meteen maar voor de betere apparatuur gaat. Betere zoekers, betere schermen, betere autofocus etc.
Je moet een beetje een autosport-mentaliteit hebben. Raceauto’s zijn gemaakt om snel te rijden en als je te langzaam rijdt, voelt het niet goed aan. Omdat de auto niet goed aanvoelt, ben je instinctmatig geneigd langzamer te gaan rijden, maar dat lost dus niets op. Je moet nu net harder gaan rijden. Dan worden de banden warmer en drukken de vleugels je harder tegen het asfalt. De auto is dan makkelijker te rijden.
Ik heb geen rijbewijs, dus heb dit nooit ervaren. Maar het is vaak genoeg beschreven door journalisten die de eer hadden.
Dus als je met mindere ogen wil fotograferen, moet je gewoon altijd ‘vol gas’. Fatsoenlijke apparatuur aanschaffen, leren hoe het werkt, leren hoe je het moet doen en niet maar wat aanklooien om een beetje te proberen.
En dat is dus wat elke goeie fotograaf doet.
En leren kijken natuurlijk. Bewust waarnemen. Met je ogen, met je oren en met je hersenen.
Peter