Ik heb gewerkt bij een videoproductiebedrijf dat een tijd in Kerkrade was gevestigd. We runden toen ook de lokale omroep aldaar en onderhielden onder andere een kabelkrant. Die had je toen nog. (Voor de jonkies: dat zijn niet-interactieve webpagina’s op televisie.) Als achtergrond van de nieuwspagina’s had ik een afbeelding gebruikt van een oude, ik denk middeleeuwse, landkaart van het gebied rond Kerkrade. Grootste, belangrijkste plaats op die kaart was Rode. En rode = rade = rath. Rode was dus Kerkrade en Herzogenrath. Ten noordwesten van Rode stond een klein puntje met de naam ‘Herle’ erbij. Een van de kleine nederzettingen in de omgeving van Rode.
Als inwoner van ‘Herle’ vond ik dat wel frappant. Ook toen wist ik ook wel dat Heerlen in de lange periode tussen de Romeinse nederzetting Coriovallum en de komst van de kolenmijnen niet zoveel voorstelde. Maar zo’n visuele weergave komt toch anders binnen dan lezen en weten. Zelfs als je er van uit gaat dat die oude kaarten qua werkelijke, ruimtelijke verhoudingen niet kloppen.
Hoe dan ook: de kaartenmakers uit de middeleeuwen zouden zich geen raad weten met de huidige situatie. De ontwikkeling van het gebied sinds pakweg 1900 is nauwelijks te bevatten. Grotesk bijna. Ik lees op het moment van schrijven het boek: De Geur van Kolen’ door Joep Dohmen. Over Heerlen en de geschiedenis van Heerlen sinds de komst van de mijnen. Heerlen lag (en ligt nog steeds) in een dal met twee beken; de Geleenbeek en de Caumerbeek. Voor de mijnen kwamen was er geen spoorlijn en waren er eigenlijk ook geen goeie verbindingswegen. Heerlen lag redelijk geïsoleerd. Er zijn oude beschrijvingen van Heerlen die je doen vermoeden dat dit het mooiste, meest Idyllische stukje Zuid Limburg moet zijn geweest.
Ik woonde dus in Heerlen. De mijnen waren zo’n 25 jaar dicht. De meeste rommel was opgeruimd. Maar je kan niet jaren in dat gebied verblijven en niet weten waar de voormalige mijnterreinen liggen. En ik wist het dus ook wel op een gegeven moment. Maar ik vond het toen niet interessant genoeg om te verkennen. Spijt van, want er moeten toen ongetwijfeld nog veel meer rouwe randjes van het zwarte verleden te zien zijn geweest.
Toch heb ik toen wel een zekere sympathie ontwikkeld voor Heerlen en de omliggende plaatsen. Juist vanwege dat verleden en het onterecht eenzijdige imago dat dit de streek heeft opgeleverd. Lelijk, grijs of troosteloos heb ik het nooit gevonden. Iets van dat idyllische landschap was altijd nog wel te zien. En dat is geen toeval of geluk. Bij de tomeloze uitbreiding is er altijd wel naar gestreefd om stukken groen te behouden. Niet om de natuur te beschermen, maar ten behoeve van het lichamelijk en geestelijk welbevinden van de arbeiders. En dus uiteindelijk wel degelijk ten voordele van het mijnbedrijf.
In die tijd pendelde ik op en neer van Heerlen naar Kerkrade en Brunssum, waar ik vrijwilligerswerk deed. Meestal met het openbaar vervoer en ik kreeg natuurlijk ook wel eens een lift van collega’s. De mijnen in Heerlen lagen ten noorden van de spoorlijn. Dat gebied heb ik in het verleden dus vooral leren kennen door middel van de bussen naar Brunssum. Ik had toen de keuze uit maar liefst 4 lijnen: 34, 35, 36 en 37. Lijn 35 stopte in Brunssum voor de deur van mijn bestemming, maar een stukje lopen was nooit een probleem. Dus ik ben met alle lijnen onderweg geweest. 34 had de langste route via de Schelsberg en Ganzeweide (Oranje Nassau 3). De andere bussen reden via Heksenberg (Oranje Nassau 4). Als ik het mij goed herinner. Oranje Nassau 1 lag bij het station en in Brunssum had je nog Emma en Hendrik. Ik reed er de hele tijd vlak langs.
Geen idee wie mij ooit vertelde dat er ook een mijn lag aan de Ganzeweide. Oranje Nassau 3. Meest waarschijnlijke kandidaat is een collega die woonde in de nieuwbouwwijk die verrees op het oude mijnterrein. Ik ben er wel eens op bezoek geweest zelfs. Maar zoals gezegd: ik was er verder niet mee bezig.
Heerlen-Brunssum deed ik incidenteel ook wel eens te voet. Het ging me om de kilometers en het bewegen, niet om het nader verkennen van de omgeving. Maar in principe loop je dan van Oranje Nassau 1 (bij het station) Langs Oranje Nassau 4 (Heksenberg) naar Staatsmijn Hendrik (Brunssum). Het ligt allemaal zo dicht bij elkaar. Je kan de mijnstreek zien als één groot industrieterrein met woonwijken. En zo werd het in de twintigste eeuw eigenlijk ook ontwikkeld. Met veel te weinig aandacht voor de lange termijn.
Terug naar nu. Goed mogelijk dat er al geheel uitgewerkte wandelroutes beschikbaar zijn langs het mijnverleden. Maar ik stippel het liever zelf uit. Dat is deels eigenwijsheid, deels ‘om de sport’ maar toch vooral ook heel functioneel. Door het zelf uit te zoeken met behulp van Google Maps, heb ik de route in mijn hoofd. Onderweg raadpleeg ik op mijn mobiel de kaart nog wel eens ter bevestiging, maar in principe doe ik het uit mijn hoofd. Dat geldt eigenlijk overal waar ik ga wandelen, maar is in Heerlen extra belangrijk. Het zou een tikje schandalig zijn als ik in mijn voormalige woonplaats echt afhankelijk zou zijn van een landkaart. Maar ik doe het ook omdat ik gewoon ongehinderd om me heen wil kunnen kijken.
En door zelf de wandelroute uit te zetten en ‘m vervolgens zelf te lopen, ga je ook de samenhang beter zien. Zoals je in een chaotisch tafereel een compositie gaat zien voor een foto. Mijn ‘ontdekking’ van deze tocht is het mijnspoor. Als je via de Heerenweg naar Heksenberg rijdt of loopt, moet je onder een industrieel aandoende brug door. Die viel mij altijd al op, maar ik kon ‘m nooit helemaal plaatsen. Het is een fietsbrug, maar het markeert de spoorlijn naar Oranje Nassau 4. Dat kwartje is bij mij nooit eerder gevallen. Via de oude spoordijk kan je naar Oranje Nassau 3. En van daaruit maakte het tracé een bocht naar het zuiden om ongeveer bij de oude watertoren op het staatsspoor uit te komen. Als je het eenmaal in de gaten hebt, zie je aan de plattegrond waar het mijnspoor liep. Er is (bijna) niet gebouwd. De stad heeft zich er omheen ontwikkeld en na de sluiting van de mijnen zijn mogelijk niet alle rails meteen opgeruimd. Dus men is er omheen blijven plannen.
En dus begint meteen een idee te gisten voor het vervolg: het mijnspoor van station Nuth naar Emma en Hendrik. Daar zie je hetzelfde patroon. Littekens op een getraumatiseerd landschap.
Wordt dus vervolgd.
Peter