Nieuw jaar, nieuwe computer. Nee, ik koop niet elk jaar een nieuwe. Het is een kwestie van tijd dat de oude vast zou lopen en dat kan ik nu niet gebruiken. Mijn oude computer stamt alweer uit 2015 dus de processor loopt ook een paar generaties achter. Photoshop 2022 gaat nog net, met veel moeite. Maar een update naar de nieuwste versie, zou het oude computertje niet meer trekken. Daarom vervangen.
En Adobe, de maker van Photoshop, spreekt tegenwoordig heel trots van het gebruik van Artificial Intelligence (AI) in Photoshop. Om je foto’s nog beter te kunnen bewerken. Om bijvoorbeeld heel makkelijk een achtergrond, of een saaie lucht te kunnen vervangen. Ga ik daar gebruik van maken? Nee, normaal gesproken niet. Heb ik iets tegen die techniek? Ook niet.
Stel ik wil mezelf als bestuurder in een modelauto plakken. Voor één of andere grappige felicitatie bijvoorbeeld. Dat kan je dus steeds makkelijker doen door die techniek. En da’s mooi. Zo’n plaatje is ‘niet echt’, maar het is ‘eerlijk niet echt’. Dat wil zeggen: het is zo duidelijk niet echt dat je met geen mogelijkheid kan denken dat ik iemand op het verkeerde been wil zetten.
Uiteraard kan je die techniek ook gebruiken om ‘oneerlijk niet echt’ te zijn. Dat is niet mooi. Maar kan je de techniek daar de schuld van geven? Het is en blijft de keuze van een mens om dat te doen.
Dat Adobe nu zo openlijk de term AI gebruikt is ook marketing natuurlijk. Het is niet alsof het nu opeens totaal nieuw is. Die ontwikkeling was er altijd al. Met elke nieuwe versie van Photoshop zijn de verschillende functies weer verbeterd en dat gebeurd door alle kennis die in het verleden in opgebouwd en dat steeds inventiever elkaar te verbinden. Dat is ook hoe menselijke intelligentie en creativiteit werkt. AI is een onvermijdelijk fenomeen van digitalisering.
De ontwikkeling van computerprogramma’s die steeds beter onze fysieke wereld nabootsen, heeft gewoon onder onze neus plaatsgevonden. In computerspellen bijvoorbeeld. Of in die leuke Pixar-films. De programma’s waar auto-ontwerpers mee werken zijn steeds beter geworden in het simuleren van lichtval op de auto. Waren de ontwerpen in de jaren ’90 nog heel erg gericht op lijnen; tegenwoordig ligt de nadruk vanwege die hulpmiddelen veel meer op de relatie tussen vlakken. Er ligt een vrij duidelijk omslagpunt rond de eeuwwisseling. En dat is alweer 20 jaar geleden.
En het is dus steeds beter geworden en steeds toegankelijker.
Mijn bedenkingen tegen kunstmatige intelligentie zitten ‘m daarom niet in de techniek. Maar in de mensen. Hoe wij techniek gebruiken. En vooral: hoe wij onszelf wegcijferen tegen de techniek. Dat is gevaarlijk.
Een absoluut hoogtepunt van 2023 is de film Oppenheimer van Christopher Nolan. Ik heb ‘m twee keer in de bioscoop gezien. Thuis ook al twee keer integraal en bepaalde scènes al veel vaker. Er zitten zoveel mooie details in. Ik heb via Youtube ook de nodige gesprekken, interviews en analyses gezien. Er wordt uiteraard ook een parallel getrokken tussen de atoombom in 1945 en AI in de huidige tijd. Men ziet graag een waarschuwing in die film. Het gevaarlijke van nieuwe technische ontwikkelingen en zo. Ontwikkelaars van AI schijnen zelfs te zeggen dat de lancering van ChatGPT hun ‘oppenheimer-moment’ is. Dat vind ik arrogante ijdeltuiterij. De bom is ontwikkeld vanuit het niets en AI is al jaren in ontwikkeling. Dus om dat marketing-moment van nu te benoemen als je oppenheimer-moment. Pfff.
Maar mensen missen volgens mij de echte boodschap van de film.
Om te beginnen het script. Nolan vertelt zijn verhalen nooit lineair; hij springt door de tijd. Maar in dit geval is het script gebaseerd op het boek “American Prometheus’. Dat is een journalistiek geschiedenisboek en dat wordt wel degelijk lineair, chronologisch vertelt. De sprongen die Nolan in de film maakt werken emotioneel en niet rationeel. Zou AI dat kunnen bedenken? En verder is Oppenheimer gedraaid op echte, analoge Imax-film. Ze hebben nota bene speciaal voor Oppenheimer een zwart-wit film ontwikkeld. Ik herhaal: zwart-wit.
Christopher Nolan zelf heeft geen mobiele telefoon en hij staat ze ook niet toe op de set. In zijn films maakt hij zo min mogelijk, en het liefst helemaal geen, gebruik van plaatjes uit de computer. Dat betekent dat de mensen van de ‘visual effects’ maximaal worden aangesproken op hun creativiteit. Hij wil ook het liefst op, of zo dicht mogelijk bij de echte locaties opnemen. Dat brengt veel geregel met zich mee, maar tegelijkertijd is dat ook heel direct. En in die zin eenvoudig. Wat je ziet is wat er is.
Het is in veel opzichten een ‘ouderwetse’ film, en juist die wordt beschouwd als een meesterwerk. Vernieuwend zelfs. Iedereen in Hollywood wil met Nolan werken en blijven werken. Een beter statement tegen kunstmatige intelligentie kan je niet bedenken volgens mij.
Terug naar fotografie. Die eenvoud en directheid in het maken van Oppenheimer zie je, op een heel andere schaal, bij grote fotografen. Carl de Keyzer en Alex Webb heb ik live horen spreken. Van andere grote namen heb ik wel interviews gezien. Ze hebben één ding gemeen: een hele directe, eenvoudige benadering van het maken van een foto. En dat is wat anders dan de makkelijke benadering van het maken van beelden via kunstmatige intelligentie.
En dat is mijn kritiek op AI. De plek die wij technologie geven. Veel mensen kiezen voor het gemak van de technologie om zelf niet na te hoeven denken, om geen lastige keuzes te hoeven maken. Maar voor veel menselijke eigenschappen en vaardigheden geldt: ‘use it or lose it’. Oftewel: gebruik je vaardigheden want ander raak je het kwijt. Het geldt voor spieren die je niet gebruikt, maar ook voor je menselijke mentale vaardigheden. Het idee dat de techniek onze vervelende klusjes over kan nemen, zodat wij ons op leuke taken kunnen storten, klopt niet volgens mij. Als je, als mensheid, de vervelende, saaie taken verleert, kan je ook de ingewikkelde creatieve taken niet meer doen op termijn. We hoeven niet te wachten op een robotleger dat ons met geweld overrompelt. Er is een groot risico dat we onze beste eigenschappen beetje bij beetje zelf afleren en opgeven.
Vrees ik.
Peter