Maurits, Emma en Hendrik

Zo’n 30 jaar geleden studeerde ik in Sittard om audiovisueel programmamaker te worden. Onze zeer bevlogen docent audiotechniek verzorgde ook voor ons workshops in zijn eigen, professionele, geluidsstudio. Hoe professioneel? Hij heeft ooit Lenny Kravitz op bezoek gehad. Die speelde op Pinkpop, maar kreeg het op zijn heupen en wilde tussendoor even de studio in. Maar goed; die studio lag in Treebeek, gemeente Brunssum. Voor de workshop moest ik met de trein naar Heerlen en van daaruit de bus via Hoensbroek naar Treebeek. En die bus reed over het terrein van de voormalige Staatsmijn Emma. In mijn herinnering reden we zelfs door een oude hal, maar als dat niet klopt, reden we er toch vlak langs. Volgens Wikipedia zijn de laatste gebouwen gesloopt in 1994, dus dat past. Verder lag het terrein en verloren bij. Eerst was een grondige sanering van de grond nodig.

Later vond ik een stageplek in Brunssum, ging ik werken in Kerkrade en wonen in Heerlen. Mijn wortels liggen dan wel bij het zwarte goud van De Peel, maar in de loop van de jaren heb ik ook een beeld ontwikkeld van de winning van het Zwarte Goud in Zuid Limburg. Het was de tijd waarin ‘men’ het mijnverleden wou verbergen, waardoor de gemeenten in Oostelijk Zuid Limburg nu samenwerken onder de nietszeggende naam ‘Parkstad’. Maar dat wegmoffelen van het verleden is uiteraard nooit gelukt. Te groot.

Als je in die regio verblijft begin je een beeld te ontwikkelen van de schaalgrootte van die operatie. Hoe zeer de mijnterreinen het landschap domineerden, hoe de hele infrastructuur is bepaald door de kolenwinning. De Poolse en Italiaanse familienamen in het telefoonboek; nakomelingen van gastarbeiders die er al waren voordat we arbeidskrachten haalden uit Marokko en Turkije.

Enzovoort.

Mijn belangstelling is recent weer aangewakkerd door een tentoonstelling van de fotograaf Werner Mantz. Een Duitser die zich in de jaren ’30 van de vorige eeuw in Maastricht vestigde en die veel foto’s heeft gemaakt van de bovengrondse infrastructuur van de mijnen in Limburg. Onder de noemer: ‘hoe zat het ook alweer’ ben ik weer eens in die geschiedenis gedoken. En als je zelf ouder wordt, beleef je de geschiedenis anders. Het raakt me nu meer dan het vroeger deed.

De foto’s van Mantz leggen vooral nadruk op de esthetiek van de industriële installaties. Maar wat bij mij vooral blijft hangen is hoe extreem het allemaal is. In elk opzicht.

Nu ik zelf de 50 gepasseerd ben begin ik te zien dat het allemaal maar relatief kort heeft geduurd. De eerste (private) mijn stamt uit 1815; de Domaniale in Kerkrade. Een kleine 40 jaar later komt daar Neuprick bij, die 50 jaar later wordt toegevoegd aan de Domaniale. Maar eigenlijk wordt het pas echt groot rond de eeuwwisseling.

De grootste mijn is Staatsmijn Maurits in Geleen. Met de bouw is begonnen in 1915. De eerste kolen komen naar boven in 1923 en de officiële start is in 1926. Maar de foto’s van Mantz stammen uit 1938. Daar zit een overzichtsfoto bij, waarschijnlijk genomen vanaf een schoorsteen. Ergens in de verte zie je de mijnwerkershuisjes liggen in Geleen. Als je bedenkt wat er in korte tijd uit de grond is gestampt, krijg je het eigenlijk een beetje benauwd. En in december 1965 word het einde alweer aangekondigd. Dus ja, mensen werden in die tijd gemiddeld minder oud, maar in principe zijn er mensen geweest die de mijnen hebben zien komen en gaan. Da’s extreem.

En zo ontstaat bij het idee, en de behoefte voor een ‘themawandeling’. Ik bedenk me bijvoorbeeld dat ik nooit in Geleen ben gaan kijken. Ik lees ook dat de staatsmijnen Maurits (Geleen), Emma (Treebeek) en Hendrik (Brunssum op een gegeven moment ondergronds met elkaar verbonden waren. En nu ben ik al eens eerder van Sittard, via Brunssum naar Heerlen gelopen. Dus ik weet dat Maurits-Emma-Hendrik ‘te doen’ is. Zo ontstaat het idee voor de wandeling. En dit soort wandelingen levert doorgaans niet de meest mooie, artistieke foto’s op. Maar daar gaat het niet om. Fotograferen is mijn manier om het verhaal te verwerken.

Alles wat je ziet, plaats je tegen de achtergrond van de mijnen. Alles wordt bijzonder. In Geleen staat het oude hoofdgebouw een verlaten monument te wezen. Rond dat gebouw staan drie monumenten die verwijzen naar de mijn. Je denkt eerst: gedenktekens. Maar dat klopt niet. Ze zijn namelijk allemaal geplaatst toen de mijn nog volop actief was. Er was nog niets te gedenken. Het zogenaamde mozaïekmonument was een cadeau van de bevolking aan de Staatsmijnen ter gelegenheid van het jubileum en verbeeldt de dankbaarheid voor de nieuw verworven welvaart. Want het werk in de mijn was vuil en gevaarlijk, maar betaalde goed. Het monument heeft dus wat, ….ehm, Noord Koreaanse trekjes eigenlijk.

Tijdens de wandeling kom ik langs Puth. Mooi landelijk, glooiend landschap. Maar ik heb ook gelezen over het ‘Zadel van Puth’. Een steenkoollaag, binnen de concessie van Emma, die onder een hele steile hoek ligt en zodoende lastig te ontginnen is. Geen idee of ik over dat gedeelte ben gelopen, maar je kijkt anders naar het landschap als je het weet.

En zo hangt het aan elkaar van de tegenstrijdigheden. Heerlen heeft weliswaar een Romeins verleden, maar stelde niets voor tot de mijnen kwamen. In ‘slechts’ een ruime halve eeuw, werkte de stad zich op tot ‘tweede koopstad’ van Nederland. Ik ken het Theater in Heerlen tamelijk goed en ik vind het qua architectuur een van de mooiste van Nederland. In 1961 geopend in die rijkdom van de mijnindustrie. Slechts 4 jaar later kwam Joop den Uyl, als verantwoordelijk minister, in datzelfde theater vertellen dat de mijnen gesloten zouden worden. Dat doet iets met de psyche van mensen.

Als je door het gebied loopt en de verhalen op een tijdlijn aan elkaar knoopt, kan je je alleen maar verbazen over het menselijke vermogen om ons eigen leven zo ongelooflijk complex te maken door steeds weer te menen dat je samenlevingen radicaal om moet / kan gooien.

Peter

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *